Voor het starten van deze activiteit is een Meldingsplicht van toepassing. U mag niet met deze activiteit (of een onderdeel daarvan) beginnen zonder dit ten minste 4 weken van tevoren te melden. U mag ook niet eerder dan 4 weken na de melding gaan starten. Het bevoegd gezag is zo altijd voor de start op de de hoogte van de activiteit. U dient de melding in via het Omgevingsloket. Door het invullen van de vragen controleert u of voor deze activiteit een informatieplicht, meldingsplicht of vergunningplicht geldt.
De opslag van kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen liggen in ieder geval op:
50 meter van een geurgevoelig gebouw als de opslag niet afgedekt is.
25 meter van een geurgevoelig gebouw als de opslag afgedekt is.
U meet de afstand vanaf het dichtstbijzijnde punt van de opslagplaats tot de dichtstbijzijnde gevel van het geurgevoelig gebouw (huis, school, kantoor of ander gebouw). Deze afstandseisen gelden niet voor in plastic folie verpakte veevoederbalen.
De opslag moet plaatsvinden op een elementenbodemvoorziening. Dit voorkomt dat vloeistoffen uit kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen in de bodem kunnen komen. Een elementenbodemvoorziening is een vloer, verharding of constructie die stoffen tijdelijk keert en waarvan eventuele onderbrekingen of naden niet zijn gedicht. Het zijn losse elementen die tegen elkaar aan worden gelegd en samen een verharding vormen. De onderbrekingen of naden hiertussen zijn niet gedicht. De bodemvoorziening is erop gericht om vaste stoffen en vrijkomende vloeistoffen uit de kuil tijdelijk te keren. Een elementenbodemvoorziening kan bestaan uit stelconplaten (ongekit), betonklinkers of trottoirtegels. Dit voorkomt dat vloeistoffen uit kuilvoer of vaste bijvoedermiddelen in de bodem kunnen komen. Onder het kopje 'referentie' vindt u een link naar meer informatie over een 'elementen bodemvoorziening'.
Voor in plasticfolie verpakte veevoederbalen is geen elementenbodemvoorziening nodig. Dit omdat hier normaal gesproken geen vloeistoffen uit komen.
Een elementenbodemvoorziening moet groot genoeg zijn om de vrijkomende vloeistoffen uit de kuil (perssap en percolaatwater) op te kunnen vangen voordat indringing in de bodem kan plaatsvinden. De voorziening moet voldoende bestand zijn tegen de stoffen en goederen die daarin of daarboven worden opgeslagen en de condities waaronder deze stoffen worden gebruikt of opgeslagen. Met het toepassen van de Best Beschikbare Techniek (BBT) en passende preventieve maatregelen kunt u voorkomen dat vrijkomende perssap en percolaatwater in het milieu terecht komen. De opslag moet deugdelijk, goed onderhouden en veegschoon zijn (geen voerresten op de verharding). Er moet een heldere werkinstructie, een bedrijfsinterne procedure en voldoende hulpmiddelen zijn om bij lekkage de vrijkomende perssap of percolaatwater op te ruimen dan wel op te vangen.
Nog beter is om in te kuilen onder de juiste omstandigheden waardoor er geen perssap kan ontstaan. Door 'goede landbouwpraktijk' na te streven kan de kans op het onstaan van percolaatwater verkleint worden. Dit kan door schoon en netjes te werken, voerresten direct op te ruimen en het voer goed af te dekken om contact met hemelwater te voorkomen. Onder het kopje 'praktijkvoorbeelden' vindt u praktische informatie en tips om het vrijkomen van perssap en of percolaatwater uit een voeropslag te voorkomen.
Vrijkomende perssap en percolaatwater uit de opslag loost u op de mestkelder om het daarna samen met de mest uit te rijden. De voorkeur gaat uit naar een directe afvoer naar een mestopslag of een opvangvoorziening. Een alternatief is om het afvalwater in de opslag zelf op te vangen door de opslag verdiept of aflopende aan te leggen. Belangrijk is wel dat alle vloeistoffen in de opslag blijft. U moet een tekening hebben waarop staat hoe en waar perssap en percolaatwater worden geloosd. Dit mag een schets zijn. Check via het Omgevingsloket of een andere lozingsroute ook is toegestaan.
Schoon regenwater uit een veegschone voeropslag mag direct worden geloosd op de bodem of het oppervlaktewater. Het is niet nodig om dit water op te vangen of apart te houden van het vervuilde water. Het moet dan wel zeker zijn dat dit water niet is vervuild met vloeistoffen uit de opslag. Dit betekent dat:
het regenwater niet in contact is geweest met het kuilvoer of de vaste bijvoedermiddelen.
het regenwater niet vermengd is met daaruit vloeiende vloeistoffen (perssap en percolaatwater).
Onder het kopje 'referenties' vindt u een link naar de inhoudsopgave van de Rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De activiteit 'opslaan van kuilvoer en bijvoedermiddelen' vindt u in paragraaf 4.84. Via de inhoudsopgave van het Bal kunt u deze selecteren.