Mestvergistingsinstallaties

Bedrijfstakken: Bedrijf voor mestbehandeling

Melding of vergunning

Voor het starten van deze activiteit is een Meldingsplicht van toepassing. U mag niet met deze activiteit (of een onderdeel daarvan) beginnen zonder dit ten minste 4 weken van tevoren te melden. U mag ook niet eerder dan 4 weken na de melding gaan starten. Het bevoegd gezag is zo altijd voor de start op de de hoogte van de activiteit. U dient de melding in via het Omgevingsloket. Door het invullen van de vragen controleert u of voor deze activiteit een informatieplicht, meldingsplicht of vergunningplicht geldt.

Naast algemene gevens moet u enkele specifieke gegevens aanleveren, te weten:

    • de maximale verwerkingscapaciteit van dierlijke meststoffen in kubieke meter per jaar.

    • de maximale opslagcapaciteit van het vergistingsgas in kubieke meter.

    • de methode van bewerking en de bestemming van het vergistingsgas.

    • de methode van stabilisatie van het digestaat.

    • de c¶¶rdinaten van het middelpunt van een gaszak waarin vergistingsgas wordt opgeslagen en het aftappunt van een opslagtank waarin vloeibaar gemaakt vergistingsgas wordt opgeslagen.

Bodemvoorschriften

De vergistingstank en de na-opslag van de vergiste biomassa (in vaktaal: het digestaat) moeten op een aaneengesloten bodemvoorziening staan. Dit is een vloer, verharding of constructie die stoffen tijdelijk keert en waarvan eventuele onderbrekingen of naden zijn gedicht door ze te kitten, te voegen of op een andere wijze te dichten. Tijdelijk keren betekent dat de vloer gemorste of gelekte stoffen lang genoeg tegenhoudt zodat ze opgeruimd kunnen worden voor ze in de bodem terechtkomen. In de praktijk zal dit gaan om een verharding van beton of asfalt. De aaneengesloten bodemvoorziening moet:

  • groot genoeg zijn om gemorste en/of gelekte vloeistoffen op te kunnen vangen voordat indringing in de bodem kan plaatsvinden.

  • voldoende bestand zijn tegen de stoffen en goederen die daarin of daarboven worden opgeslagen en geschikt zijn voor de condities waaronder deze stoffen worden gebruikt of opgeslagen. De voorziening wordt daarop gecontroleerd.

  • Ook het bewerken van het vergistingsgas vindt op dit deel plaats.

De onderdelen van de installatie hoeven niet op dezelfde aaneengesloten bodemvoorziening te staan. Dit mogen verschillende aaneengesloten bodemvoorzieningen zijn. Onder het kopje 'referenties' vindt u meer informatie over een 'aaneengesloten bodemvoorziening'.

Luchtvoorschriften

Een vergistingsinstallatie is gasdicht en heeft een overdrukbeveiliging. Bij een normale bedrijfsvoering zullen er daardoor geen emissies naar de lucht zijn. De overdrukbeveiliging zorgt dat de druk in de installatie niet te hoog kan oplopen. Als er een emissie ontstaat, is dat bij de overdrukbeveiliging.

Alleen bij incidenten mag de vergistingsinstallatie gas afblazen. Dit mag alleen via de overdrukbeveiliging. Een mestvergister heeft normaal gesproken een constante voeding en een constante gasproductie. Het is dus mogelijk dit goed op elkaar af te stemmen. Dit voorkomt emissies bij normale bedrijfsvoering. Regulier onderhoud is geen incident en mag niet leiden tot afblazen via de overdrukbeveiliging. Afblazen is ook niet wenselijk bij een simpele storing aan de installatieonderdelen. Dat betekent dat een zekere buffercapaciteit nodig is voor de opslag van het vergistingsgas. Met deze buffercapaciteit kan de installatie de gasproductie van enkele uren opvangen.

Stabiliseren van digestaat uit de vergister

Digestaat is vergiste biomassa en is een restproduct van de productie. Digestaat uit de vergister is vaak nog niet helemaal uitgegist. Het is nog biologisch actief en instabiel. Bij transport van instabiel digestaat in een vrachtwagen bestaat het risico op gasvorming (drukopbouw) en schuimvorming. Ook kan het vergistingsproces weer op gang komen bij het mengen van instabiel digestaat met vaste mest of drijfmest. Dit kan leiden tot gas- en schuimvorming. Instabiel digestaat mag daarom niet worden getransporteerd of gemengd met vaste mest of drijfmest. De enige plek waar instabiel digestaat gemengd mag worden, is in de vergistingstank. Alleen stabiel (uitgegist) digestaat mag getransporteerd worden.

Buiten gebruik stellen van de installatie

Zodra iemand de vergistingsinstallatie buiten bedrijf stelt en deze niet meer gasdicht is, moet het overgebleven digestaat gestabiliseerd worden. Dit geldt ook voor het buiten gebruik stellen van de na-opslag. Zodra na-opslag niet meer gasdicht is, moet men het overgebleven digestaat zo snel mogelijk stabiliseren.

Transport van vergistingsgas via leidingen

Het vergistingsgas kan via een leiding naar een andere locatie worden getransporteerd. In dat geval moet de installatie die het vergistingsgas in de leiding brengt, zo zijn afgesteld dat bij een plotselinge drukval in de leiding de levering van het vergistingsgas stopt. Dit verkleint het effect van een beschadiging of breuk van de leiding en emissies in de lucht. De levering kan pas worden hervat als is vastgesteld dat er geen problemen met de leiding zijn of deze zijn opgelost.

Emissiegrenswaarden waterstofsulfide

Het vergistingsgas moet bij het in gebruik nemen van de installatie worden bemonsterd en geanalyseerd. Daarna vindt het bemonsteren en analyseren van het vergistingsgas maandelijks plaats. In het vergistingsgas wordt het gehalte aan waterstofsulfide geanalyseerd. Bij het verlaten van de vergistingsinstallatie mag het gehalte waterstofsulfide in het vergistingsgas niet hoger zijn dan 430 mg/Nm3. Als blijkt dat de gehaltes te hoog zijn, zijn maatregeln nodig.

Emissiegrenswaarden ammoniak

Als het vergistingsgas via een leiding naar een andere locatie wordt getransporteerd, moet ook het gehalte aan ammoniak worden geanalyseerd. Het gehalte aan ammoniak wordt bepaald op het punt waarop het gas in de leiding wordt gebracht. Het gehalte ammoniak in het vergistingsgas mag niet hoger zijn dan 15 mg/Nm3. Daarnaast wordt het dauwpunt bij een druk van 8 bar bepaald. Dit mag maximaal -3 graden Celsius zijn.

Elektronisch monitoringssysteem

Een mestvergistingsinstallatie heeft een elektronisch monitoringssysteem. Het monitoringssysteem registreert de druk en de stroming van het gas. Belangrijk is dat het systeem op tijd waarschuwt voor situaties die kunnen leiden tot emissies van vergistingsgas. En dat het systeem dit ook registreert.

Veiligheidsvoorschriften

De veiligheidsafstand vanaf het middelpunt van een gaszak waarin vergistingsgas wordt opgeslagen en de afstand vanaf het aftappunt van een opslagtank waarin vloeibaar gemaakt vergistingsgas wordt opgeslagen is in elk geval 50 meter. Binnen deze afstanden is overnachting en recreatief verblijf door derden niet toegestaan.

De veiligheidsafstanden gelden tot de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht. Dit betekent dat de afstand tussen de activiteit en de begrenzing van de locatie tenminste gelijk moet zijn aan de veiligheidsafstand. Zo worden ook personen buiten de begrenzing van de locatie beschermd als er geen sprake is van beperkt kwetsbare, kwetsbare gebouwen of locaties of zeer kwetsbare gebouwen. Doordat de afstand binnen de begrenzing blijft, zijn er ook geen beperkingen aan de gebruiksruimte buiten de begrenzing.

De veiligheidsafstanden gelden niet als het gaat om:

  • kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties met een functionele binding met de activiteit.

  • binnen een risicogebied externe veiligheid. Deze gebieden zijn bedoeld om risicovolle bedrijven die bij elkaar liggen extra ruimte te geven. Op de grens van het risicogebied mag het plaatsgebonden risico niet meer dan 1 op de miljoen per jaar zijn.

Soms is er een goede reden om de veiligheidsafstand tot de grens van de activiteit niet te gebruiken. Dat is het geval als:

  • daarvoor niet genoeg ruimte is op de bedrijfslocatie.

  • daardoor werknemers of bezoekers in gevaar komen.

  • daardoor het bedrijf zijn werk niet goed kan doen.

  • dat niet past met interne afstanden uit een PGS.

Dan geldt de afstand tot omliggende (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties. Dat kan ook een toekomstig gebouw of locatie zijn, als het omgevingsplan dat mogelijk maakt.

Lozingsvoorschriften

Bij het vergistingsproces zelf komt geen afvalwater vrij. Wel kan afvalwater vrijkomen bij het bewerken van vergistingsgas. Bij het bewerken van vergistingsgas komt zuur afvalwater vrij (pH van circa 1). Het gaat hier om een klein volume afvalwater dat weer aan het proces kan worden toegevoegd. Omdat het afvalwater zuur is en kan worden hergebruikt in het proces is het verboden om het afvalwater te lozen.

Meer weten?

Onder het kopje 'referenties' vindt u een link naar de inhoudsopgave van de Rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De activiteit 'mestvergistingsinstallaties' vindt u in paragraaf 4.88. Via de inhoudsopgave van het Bal kunt u deze selecteren.