Mestbehandelingsinstallatie

Bedrijfstakken: Bedrijf voor mestbehandeling Veehouderij

Melding of vergunning

Voor het starten van deze activiteit is een Meldingsplicht van toepassing. U mag niet met deze activiteit (of een onderdeel daarvan) beginnen zonder dit ten minste 4 weken van tevoren te melden. U mag ook niet eerder dan 4 weken na de melding gaan starten. Het bevoegd gezag is zo altijd voor de start op de de hoogte van de activiteit. U dient de melding in via het Omgevingsloket. Door het invullen van de vragen controleert u of voor deze activiteit een informatieplicht, meldingsplicht of vergunningplicht geldt.

Naast algemene gegevens moet u ook aangeven welke behandelingstechniek u gaat gebruiken en de hoeveelheid dierlijke meststoffen in m3/jaar die ten hoogste wordt behandeld.

Geur bij hygi«niseren van mest

Om geuroverlast te voorkomen moet een bedrijf de mest of digestaat hygi«niseren in een gesloten ruimte of een gesloten systeem. Deze behandeling kan namelijk enige geuremissie geven. Hygi«niseren wordt gedaan om de mest exportwaardig te maken en is noodzakelijk voor alle mestsoorten, behalve stapelbare pluimveemest. Meestal wordt hiervoor heet water in afgesloten tanks gebruikt. Dit proces levert nauwelijks een risico van emissies op. Als een bedrijf warmtevijzels en stoominjectie gebruikt om de dikke fractie te hygi«niseren, kan er wel een risico op ammoniak- en geuremissie zijn. Vooral als het verwarmde eindproduct in een open opslag wordt bewaard.

Geur bij overige mestbehandelingstechnieken

Technieken voor het behandelen van mest zijn vergunningplichtig als relevante geuremissies worden verwacht. Voorbeelden van vergunningplichtige mestbehandelingstechnieken zijn het drogen, indampen en composteren van mest. Het bevoegd gezag kan dan voorschriften opnemen in de omgevingsvergunning om geurhinder te voorkomen.

Bij de niet-vergunningplichtige mestbehandelingentechnieken is het uitgangspunt dat er geen hoge geuremissie is. Voorbeelden zijn:

  • Het mechanisch scheiden van mest in een dikke en dunne fractie.

  • Het mengen van dierlijke meststoffen onderling of met grond.

Als een bedrijf ©©n van deze technieken toepast, moet het bedrijf maatregelen treffen om geurhinder te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Dit valt onder de specifieke zorgplicht. Onder het kopje 'referenties' vindt u meer informatie over de specifieke zorgplicht.

Het bedrijf kan geuremissies voorkomen door dierlijke meststoffen zo kort mogelijk voor het behandelen uit de opslag te halen. Ook is het belangrijk om zo snel mogelijk na het behandelen de mest weer in de opslag terug te plaatsen. Daarnaast kunnen in het omgevingsplan eisen staan met als doel geurhinder te voorkomen.

Er is een omgevingsvergunning nodig voor de volgende activiteiten:

  • het drogen of indikken van dierlijke meststoffen. Hieronder valt niet het drogen van pluimveemest dat deel uitmaakt van een huisvestingssysteem waarvoor een emissiefactor voor ammoniak is vastgesteld
  • het vergisten van dierlijke meststoffen samen met afvalstoffen (zie activiteit 'mestvergisting)
  • het vergisten van plantaardig materiaal
  • het verbranden van dierlijke meststoffen
  • het composteren van dierlijke meststoffen

Bij deze vergunningplichtige activiteiten geldt ook een vergunningplicht voor het lozen van afvalwater op een oppervlaktewater. Voor andere activiteiten die onder de kernactiviteit bedrijf voor mestbehandeling vallen, geldt geen vergunningplicht. Onder het kopje 'referenties' vindt u meer informatie over technieken om mest te behandelen.

Meer weten?

Onder het kopje 'referenties' vindt u een link naar de inhoudsopgave van de Rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De activiteit 'bedrijven met mestbehandeling' vindt u in paragraaf 4.87. Via de inhoudsopgave van het Bal kunt u deze selecteren.