Voor het starten van deze activiteit is een Meldingsplicht van toepassing. U mag niet met deze activiteit (of een onderdeel daarvan) beginnen zonder dit ten minste 4 weken van tevoren te melden. U mag ook niet eerder dan 4 weken na de melding gaan starten. Het bevoegd gezag is zo altijd voor de start op de de hoogte van de activiteit. U dient de melding in via het Omgevingsloket. Door het invullen van de vragen controleert u of voor deze activiteit een informatieplicht, meldingsplicht of vergunningplicht geldt.
Uitgangspunt is het verplicht gebruiken van goed gietwater. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van:
een hemelwateropvangvoorziening van minimaal 500 m3/ha teeltoppervlakte; of
water met een maximaal even hoog natriumgehalte als hemelwater.
Daarnaast is het verplicht om drainwater zolang mogelijk te circuleren en her te gebruiken. Het is geschikt als voedingswater. Zelfs bij toepassing van goed gietwater is recirculatie niet onbeperkt mogelijk. Dat komt door het oplopende zoutgehalte in het steeds hergebruikte drainwater. Hoe goed dit lukt, hangt ook af van het vakmanschap van de ondernemer. Een lozing is daarom niet altijd te voorkomen. Het uitgangspunt is: verplicht gebruik van goed gietwater en verplicht hergebruiken van drainwater. Deze eisen gelden niet als:
de jaarvracht stikstof per hectare teeltoppervlak in het te lozen drainwater lager is dan 25 kg (=emissiegrenswaarde).
de totale teeltoppervlakte voor het telen van gewassen op substraat in een kas kleiner is dan 2.500 m2.
Het uitgangspunt is om drainwaterlozingen terug te dringen. Dit is ook een belangrijke stap om te stoppen met directe lozingen op oppervlaktewater. Die waren ooit toegestaan vanwege het gebrek aan capaciteit van het rioolstelsel. Deze lozingsroute moet uiteindelijk helemaal worden be«indigd, of in elk geval tot een minimum beperkt worden.
In het wet- en regelgeving is een dalende emissienorm voor stikstof afgesproken met de sector. In aanvulling op de middelvoorschriften over gietwater en recirculatie. Uitgangspunt daarbij is, dat de lozing van stikstof in 2027 tot bijna nul is teruggebracht. Onder het kopje 'praktijkvoorbeelden' vindt u een tabel met emissiegrenswaarden voor diverse gewassen in een kas. In 2024 wordt de volgende stap in de verlaging van de emissiegrenswaarden doorgevoerd.
Voor het vaststellen van de hoeveelheid totaal stikstof in het geloosde drainwater worden per gewas de teeltoppervlakte en de teeltperiode vastgelegd. Dit is nodig omdat voor verschillende gewassen verschillende lozingsnormen gelden. Daarbij wordt gemeten:
De hoeveelheid geloosd drainwater in kubieke meters, per 4 weken. Het meten begint op de eerste dag van de eerste week. De afwijking van het meetinstrument mag maximaal 10% zijn.
Het gehalte aan nitraatstikstof en ammoniumstikstof in het geloosde drainwater. Er moet minimaal 1 keer per 8 weken gemeten worden en minimaal 1 keer in de weken 49 tot 52.
De resultaten van de metingen moeten minimaal vijf jaar bewaard worden.
De bedrijfsemissiegrenswaarde van totaal stikstof per kalenderjaar wordt aan de hand van de tabel emissiegrenswaarden bepaald. Om te bepalen of u als bedrijf voldoet aan de bedrijfsemissiegrenswaarde van totaalstikstof in het geloosde drainwater wordt het volgende berekend: de geloosde hoeveelheid totaal stikstof (met hulp van de meetgegevens onder 1 en 2) per gewas, per periode. Vervolgens telt u de uitkomsten van alle periodes bij elkaar op. Doe dat op basis van het teeltoppervlak en de teelt periode per gewas. Als het gewas niet jaarrond is geteeld, vermindert de bedrijfsemissiegrenswaarde in verhouding tot de teelt.
Als drainwater niet meer hergebruikt kan worden, dan mag het geloosd worden. De voorkeur gaat uit naar een lozing op het vuilwaterriool. Dat is alleen toegestaan als het te lozen water geen gewasbeschermingsmiddelen bevat (tenzij een bedrijf een totale teeltoppervlakte heeft die kleiner is dan 2.500 m2) en voldoet aan de emissiegrenswaarden voor totaal stikstof. Er moet een tekening / schets zijn waarop staat waar het afvalwater ontstaat en hoe het opgevangen en geloosd wordt op het vuilwaterriool.
Is er onvoldoende lozingscapaciteit of ligt het vuilwaterriool op meer dan 40 meter van de perceelgrens, dan mag ook in het oppervlaktewater geloosd worden. De emissiegrenswaarden zijn gelijk aan die van lozen op de vuilwaterriolering.
Is een bedrijf groter en loost het meer? Dan is aansluiting op het vuilwaterriool ook bij een langere afstand van dat riool redelijk. Bijvoorbeeld 200 meter bij een bedrijf van 2 hectare. Dan mag ook een zekere mate van buffering van het afvalwater ge«ist worden. Zo wordt een beperkte vuilwaterrioolcapaciteit optimaal benut.
Om drainwater te mogen lozen op het vuilwaterriool en in het oppervlaktewater, is sinds 2017 zuiveringsplicht van toepassing. De zuiveringen verwijdert ten minste 95% van de werkzame stoffen van de gewasbeschermingsmiddelen in drainwater en spoelwater van filters. Het rendement van de zuiveringen wordt bepaald volgens het Meetprotocol voor het testen van het zuiveringsrendement van zuiveringsinstallaties glastuinbouw. Alleen zuiveringen die de test positief hebben doorlopen, mogen worden toegepast
Onder het kopje 'referenties' vindt u een overzicht van gecertificeerde zuiveringsvoorzieningen (BZG-lijst).
Zuiveringen voor gewasbeschermingsmiddelen zijn relatief duur. Vooral voor bedrijven met een kleiner kasoppervlak of grote hoeveelheden te lozen drainwater. Als dit afvalwater (drainwater en terugspoelwater van filters) niet wordt geloosd (nullozing), dan is deze investering niet nodig. De bedrijf staat dan bekend als een zogenaamde nullozer. De zuiveringsplicht is niet bedoeld voor anorganische stoffen, zoals metalen. Ook niet voor micro-organismen die als werkzame stoffen worden ingezet. Daarvoor zijn de zuiveringsvoorzieningen technisch niet geschikt. Het gezuiverde water mag geloosd worden door het bedrijf zelf of op een centrale locatie met meerdere bedrijven (collectief).
De voorgeschreven lozingsroute is vastgelegd tot 1 januari 2027. Dit overgangsrecht geldt totdat lozen op het vuilwaterriool voor deze activiteit mogelijk wordt. Tenzij via een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift een alternatieve lozingsroute is aangewezen.
Verandert de aard en omvang van de activiteit nadat de Omgevingswet ingaat? Dan vervalt het overgangsrecht ook. Het gaat om een verandering vergeleken met de situatie bij de laatste (wijzigings)melding voor de Omgevingswet inging. Het overgangsrecht geldt ook niet voor lozingen na inwerkingtreding van het Bal. Is het nodig en aanvaardbaar dat ook na 1 januari 2027 van de lozingsroute wordt afgeweken? Dan moet daarin via een maatwerkregel of maatwerkvoorschrift worden voorzien. De gemeente en of het waterschap zijn dan aan zet.
Jaarlijks moet u het waterschap een rapportage sturen. De rapportage van de emissiegegevens loopt via de Uitvoeringsorganisatie Glastuinbouw en Milieu (UO) en moet voor 1 mei ingediend zijn. De rapportage bevat de volgende gegevens per gewas over het afgelopen kalenderjaar ( de meetgegegevens onder het kopje 'meetverplichting':
het teeltoppervlak en de teeltperiode.
de hoeveelheid geloosd drainwater in kubieke meters, per 4 weken.
het gehalte aan nitraatstikstof en ammoniumstikstof in het geloosde drainwater.
Onder het kopje 'referenties' vindt u een link naar de inhoudsopgave van de Rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De activiteit 'drainwater of spoelwater bij substraatteelt' vindt u in paragraaf 4.76. Via de inhoudsopgave van het Bal kunt u deze selecteren.